De jaren zestig: het tijdperk van de televisie, de auto en de onrust


De jaren zestig vormen een breuk met het verleden. Het was het begin van een nieuw tijdperk waarin nieuwe opvattingen en wijzen van leven breed in de maatschappij werden geaccepteerd. De trends die in de jaren vijftig waren ontstaan zetten zich verscherpt door in de jaren zestig. In  materieel opzicht kwamen er in deze periode niet veel nieuwe producten. De televisie was er al in de jaren vijftig evenals de bandrecorder, de koelkast, de wasmachine en de draagbare radio.

Alleen aardgas was nieuw. (Behalve de kleurentelevisie die eind jaren zestig kon worden gekocht, kwamen video, walkman en CD speler pas veel later op de markt.) Wat wel bijzonder was voor de jaren zestig is dat deze producten voor grote groepen in de samenleving beschikbaar kwamen. Door de hogere inkomens konden veel mensen zich voor het eerst een breed scala van duurzame consumptiegoederen veroorloven. Van de nieuwe goederen hadden de televisie en de auto het grootste effect op het dagelijks doen en denken van de mensen.

De televisie kwam in Nederland pas laat op gang. Vooral premier Drees was bang dat de TV de mensen op het verkeerde spoor zou zetten en men teveel geld uit zou geven voor een toestel. Geld dat beter aan zinvolle zaken besteed kon worden. Niettemin vond op 2 oktober 1951 onder druk van Philips de eerste uitzending plaats. Het aantal TV toestellen steeg snel. In 1951 waren er maar 150 en in 1957 waren dit er 120.000.


In 1958 wordt 12 uur per week uitgezonden. Twee jaar later wordt dit 18 uur en in 1962 is het 30 uur. De mensen die een TV hebben kijken als er een programma is en beperken zich niet meer tot hun eigen omroep. Pas met de invoering van Nederland 2 in 1964, kijkt het publiek selectiever.
Vanaf het begin van de televisie was het journaal een van de meest bekeken programma’s. Men kreeg regelmatig beelden van het wereldgebeuren. Iets wat men daarvoor alleen in de bioscoop kon zien. De deur naar de buitenwereld werd daardoor verder opgezet.
De actualiteitenprogramma’s van de verschillende omroepen trokken veel kijkers: Achter het Nieuws, Brandpunt, etc.

Hun berichtgeving was nog wel gekleurd door de zuil waartoe te behoorden. In toenemende mate werden controversiële onderwerpen in deze programma’s besproken zoals abortus en de pil.

Naast het journaal waren het de lichte programma’s die veel kijkers trokken. Uit een onderzoek eind jaren vijftig blijkt dat toneelstukken, variété, spelprogramma’s en sport vooral bekeken werden door de lagere inkomensgroepen.
Eind jaren vijftig worden de eerste buitenlandse series aangekocht. Ze zijn goedkoop en kunnen het toenemende aantal zenduren vullen. Veel bekeken buitenlandse programma’s in de jaren zestig waren onder meer Rawhide, Bonanza, Dr. Kildare en Peyton Place. Een gevolg van de aankoop van  buitenlandse programma’s was dat deze niet meer verbonden waren aan de opvattingen van een bepaalde omroep. Mensen keken niet naar Rawhide omdat die bij de VARA was, maar omdat het op TV was. De buitenlandse programma’s ondergroeven een stukje van de verzuiling.
Er waren uiteraard ook veel Nederlandse producties op TV. Populair waren de registraties van theater optredens van Toon Hermans, Wim Sonneveld, Snip en Snap, Tom Manders en Rudi Carell. Lichte muziek specials met bij voorbeeld Rob de Nijs, Johnny Hoes, Gert en Hermien, trokken veel kijkers. Willem Duys kwam met zijn “Voor de vuist weg” en Mies Bouwman met “Mies en Scène” en later “Een van de acht”. De jongeren konden kijken naar Top of Flop met Herman Stok. Geliefde producties waren onder meer: “Memorandum van een dokter”, “De glazen stad”, “Swiebertje” en “Stiefbeen en zoon”.

Af en toe kwamen er omstreden onderwerpen op de buis, zoals het progamma “Zo is het toevallig ook nog eens een keer” en het programma “Hoepla”, waarin in 1967 Phil Bloom de krant die ze zat te lezen liet zakken en bloot in beeld kwam. Protest acties waren niet van de lucht. Het satirisch programma “Farce Majeure” was wat zachtaardiger.
De best bekeken programma’s in de jaren zestig waren: het huwelijk van Beaxtrix, Ja zuster, nee zuster, Rudi Carrell Show en de quiz Per seconde wijzer. 



In een periode van tien jaar had de TV een vaste plaats gekregen in het Nederlandse gezin. In 1960 waren er ruim een half miljoen TV toestellen en in 1965 stond er al een toestel in 68 van de 100 gezinnen en in 1970 in 82 van de 100 gezinnen. In een periode van enkele jaren kreeg de Nederlander in beeld toegang tot een grote stroom van informatie en amusement. Op indringende wijze werd de wereld in de huiskamer gebracht. Nieuwe inzichten, opvattingen en meningen  werden aan de kijker getoond. Het mentaal en intellectueel isolement van de jaren vijftig werd doorbroken. De kijker wist steeds beter wat er in de wereld gebeurde en het werd steeds duidelijker dat men op verschillende manieren aan kon kijken tegen maatschappelijke en politieke verschijnselen, maar ook persoonlijke belevingen. Dit betekende niet dat iedereen ander opvattingen zou krijgen, maar wel dat de gesloten wereld waarin bijna iedereen eeuwenlang had geleefd en waar de krant en radio al scheuren hadden gemaakt, nu definitief opgebroken was. 

Met de komst van de TV veranderde ook de inrichting van de huiskamer. De TV kreeg een prominente plaats in de woonkamer, opdat iedereen het beeld goed kon zien. De vier crapauds maakten steeds meer plaats voor een bank en er was geen plaats meer voor een dressoir. De herinrichting van het huis betekende ook het verdwijnen van de kokosmatten op de vloer en het balatumzeil. Het kamerbreedtapijt raakte in zwang.
Rawhide met o.a. Clint Eastwood
Steeds meer mensen konden zich een auto veroorloven, vooral na de loonexplosie van 1964. Tussen 1950 en 1960 steeg het aantal personenauto’s in Nederland van 139.000 naar 522.000. Tien jaar daarna waren er ruim 2,5 miljoen auto’s. In 1960 had één op 6 gezinnen een auto, in 1970 één op de 1,6 gezinnen. Met de auto kon men nu ineens in een kortere tijd met hele gezin verder weg. De auto veranderde vooral het persoonlijk leven van de plattelandsbewoners. Het ongewild geografisch isolement werd volledig opgeheven. Er ging letterlijk een nieuwe wereld open. Men moest in het begin nog wel wennen aan de auto. Een bekend verschijnsel uit die tijd was het bermtoerisme, waarbij de auto aan de kant van de weg werd geparkeerd, stoeltjes en soms tafeltje werden neergezet en men keek naar het voorbijkomend verkeer. Uit veiligheidsoverwegingen werd dit later verboden. De automarkt werd overstroomt met modellen.
Ford Taunus
Een Ford Taunus kostte begin jaren zestig fl. 5555. Een bekend instapmodel was de Fiat 500 die men in 1968 kon kopen voor Fl. 3745. Het had een 2 cilinder 4 takt motor van 499,5 cc, een vermogen van 22 pk en een maximumsnelheid van 95 km/u. Een Daf 33, geadverteerd met “het pienterste pookje ter wereld” kostte in hetzelfde jaar fl. 4995. Een industriearbeider verdiende toen fl. 4,45 bruto per uur.
Nederland begon voor het eerste ook kennis te maken met parkeerproblemen. Een Amsterdamse politiecommissaris vond de auto zo belangrijk dat hij voorstelde de grachten te dempen en er parkeerplaatsen van te maken.  

Steeds meer mensen kregen een telefoonaansluiting, waardoor contacten met familie en kennissen die verder weg woonden steeds gemakkelijker werden. Eind jaren zestig waren er 136 aansluitingen per 1000 inwoners. Door de automatisering van het net was telefoneren ook gemakkelijker geworden en ook anoniemer. Men hoefde niet eerst te spreken met een telefoniste die de verbinding tot stand bracht en mee kon luisteren.

Er werden steeds meer duurzame consumptiegoederen aangeschaft. In 1965  waren er per 100 huishouden 148 radio’s, 68 TV’s, 46 grammofoons en 16 bandrecorders. Omdat de economie zo  goed draaide en iedereen er vertrouwen in had dat het zo zou blijven, werd er steeds meer geleend om de auto en andere zaken te betalen. Men wilde niet langer wachten, dat had men in de jaren vijftig al gedaan, men wilde nu plezier hebben van de dingen en niet later.


De Nederlanders kregen ook steeds meer vrije tijd. In 1962 werd de vrije zaterdag ingevoerd. Het gemiddeld aantal werkuren daalde van bijna 48 uur in 1960 naar bijna 44 uur in 1969. Door de arbeidsbesparende huishoudelijke apparatuur kreeg ook de vrouw in het gezin meer tijd beschikbaar. Het aantal personen per huishouding nam in de jaren zestig met ruim 10% af.  Het aantal huishoudens nam toe doordat steeds meer mensen zelfstandig gingen wonen. Het aantal kinderen per vrouw daalde eveneens. In 1970 had een vrouw gemiddeld 17% minder kinderen dan in 1950. Steeds meer vrouwen hadden de mogelijkheid om te gaan werken en  het gezinsinkomen te vergroten.

De mensen namen ook meer vakanties. In 1960 ging 30% van minstens één keer per jaar op vakantie, in 1970 was dit al 50%, waarvan bijna de helft naar het buitenland. Maar nog steeds konden grote groepen zich geen vakantie veroorloven, omdat de aanschaf van goederen of de inrichting van het huis voor gingen.
Met de auto werden veel uitstapjes gemaakt. De recreatie-industrie werd een volwaardige bedrijfstak. 

Maar het waren niet alleen de materiële veranderingen die de jaren zestig zo bijzonder maakten.  In toenemende mate veranderden de opvattingen van de mensen. De voorhoede werd gevormd door de jongeren. In de jaren vijftig begon zich al een aparte stroming af te tekenen van de jongeren die de oorlog niet bewust hadden meegemaakt en anders aan keken tegen de periode van hard werken. Zij waren opgegroeid met welvaart en vonden dit doodnormaal. Door de opkomst van de draagbare transistor radio konden zij naar hun eigen muziek luisteren. Steeds meer jongeren volgden een middelbare schoolopleiding en zij hadden daardoor steeds meer gemeenschappelijke ervaringen. De hogere inkomens van de ouders in de jaren zestig betekenden ook meer geld voor de jongeren. Zij werden daardoor een belangrijke doelgroep van de commercie. Er ontstond een jeugdmarkt voor hits, spijkerbroeken, minirokken, cosmetica en vele andere producten. De muziekindustrie maakte goeden tijden door.
De popmuziek was de eerste jaren vooral engels georiënteerd, met de Beatles, Rolling Stones, The Kinks en talloze ander groepen. De Amerikaanse Bob Dylan sprak met zijn protestsongs miljoenen jongeren, maar ook ouderen aan. De muziek, kleding en haardracht van de jongeren was een expressie van onafhankelijkheid, het gaf hen een eigen identiteit. Midden jaren zestig was er een generatie jongeren die bijna alles al had. Jongeren keerden zich af van de consumptiemaatschappij. Lang haar werd een symbool van verzet tegen de gevestigde orde. Een bekende kreet van jongeren uit de tijd was “Beter lang haar dan kortzichtig”. Tot grote ongerustheid van vele volwassenen. De huwelijken van de drie prinsessen  riepen protesten op, want zoals Wim Kan dat verwoordde: zij staan voor de  traditionele vijanden van Nederland: Duitsland, Spanje en Schiedam.