1950-1960: het tijdperk van de radio en de bromfiets
In 1949 reden er 4000 bromfietsen in Nederland. Vijf jaar later waren dit er bijna 400.000 en in 1960 ruim 1,1 miljoen. Begin jaren vijftig was de bromfiets nog duidelijk een rijwiel met hulpmotor, zoals ze toen officieel heten. De handige doe-het-zelver kon een Rex bromfiets pakket kopen en zelf de motor en toebehoren op een fiets monteren. Al snel kwam er een breed scala van bromfietsen op de markt, die er in de loop van de jaren vijftig steeds meer uit gingen zien als  kleine broertjes van een motor.
Bekende merken uit die tijd waren naast de Solex, de Germaan (“Slecht weer of slechte wegen…’n Germaan kan er tegen), Mobylette, Berini, Simplex, Locomotief, Magneet, Hercules, Sparta, Pluvier, Batavus, Typhoon en Cyrus.
In 1953 kostte een Germaan met een 49cc motor van 1,5 pk Fl.565,00.
De aankoop was nog een forse investering voor de werknemer, die in dat jaar gemiddeld Fl.1,27 per uur verdiende.

De betekenis van de bromfiets voor de bevolking op het platteland was groot. Voor het eerst kon men zonder extra inspanning verder reizen. Werk in een andere plaats werd plotseling mogelijk. Men kon vaker op bezoek gaan bij familie en kennissen die verder weg woonden en gemakkelijker andere plaatsen bezoeken. Een nadeel was dat de bromfiets toch eigenlijk maar voor één persoon was en de hele familie er nog niet van kon profiteren.  De bromfiets openende niettemin een nieuwe wereld voor de plattelandsbevolking.
De bromfiets werd in de jaren zestig overvleugeld door de auto. Hoewel het aantal bromfietsen bleef groeien tot bijna 2 miljoen in 1970, waren er in 1967 al evenveel auto’s als bromfietsen.   


Er werd veel naar de radio geluisterd in de jaren vijftig.
Na de oorlog nam het aantal radiotoestellen sterk toe. In 1950 waren er bijna 1,5 miljoen ontvangsttoestellen plus nog bijna een half miljoen aansluitingen op de draadomroep. In 1960 waren er al ruim 2,6 miljoen radio’s. Het aantal aansluitingen op de draadomroep daalde langzaam.
Een belangrijke moment was de introductie van de draagbare transistor radio in 1957. Nu waren de gezinsleden niet meer afhankelijk van één radio, men kon nu in huis naar verschillende programma’s luisteren.
Vooral voor jongeren was de  transistor radio een uitkomst. De Hilversumse verzuilde omroepen besteedden niet veel aandacht aan de jeugd en die kon nu ongestoord kon luisteren naar radio Luxemburg en later naar de toen nog illegale radio Veronica. De transistor radio droeg er toe bij dat de jongeren hun eigen weg konden gaan.
Om te ontsnappen aan de soms wat gezapige programma’s van Hilversum werd ook geluisterd naar “geheime zenders”. Deze speelden vaak grammofoonplaten die geliefd waren bij het publiek, maar niet op de Hilversumse zenders waren te horen.
De Hilversumse zenders had weinig aandacht voor de smaak van het grote publiek. Zo weigerde de VARA midden jaren vijftig liedjes van Johnny Jordaan uit te zenden. De omroepen wilden de mensen opvoeden omdat zij dachten te weten wat goed was voor de gewone man.
De regionale zenders waren ook toen al erg geliefd bij het publiek, zij stonden dichter bij de belevingswereld van de luisteraars.   
Maar er waren legio progamma’s die in het hele land werden beluisterd.
Een daarvan was “Moeders wil is wet” een KRO verzoekplaten programma dat ’s ochtends werd uitgezonden en vooral bij vrouwen erg in trek was. Van 1948 tot 1974 werden 5000 uitzendingen verzorgd door Mia Smelt, die met haar karakteristieke stem katholieken en niet-katholieken aan zich bond. In haar programma’s sprak Mia Smelt voorzichtig over taboe onderwerpen zoals abortus. Zij wist haar publiek respect voor zichzelf bij te brengen en haar vooral vrouwelijke luisteraars bewust te maken van haar eigen mogelijkheden.

De Bonte Dindagavondtrein bleef populair, evenals Showboat, de Steravonden en Negen heit de klok. Spelletjes als Mastklimmen, Het hangt aan de muur en tikt en Familiecompetitie trokken veel luisteraars. Een bekend hoorspel was Paul Vlaanderen. Het populairste radio programma uit de jaren vijftig was de Familie Doorsnee (In Holland staat een huis), dat van 1952 tot 1958  ’s maandags tussen 20.05 en 20.35 werd uitgezonden. 
De journalisten Voskuil en Hilterman legden in hun commentaar progamma’s uit hoe de wereld in elkaar zat. 
De lichte muziek kwam er maar bekaaid af. In 1958 werd, afhankelijk van de omroep, tussen de 24 % en 49% van de tijd besteed aan deze categorie en dat was ook nog inclusief operettes, dansmuziek, cabaret en streekuitzendingen.
Voor muziek voor jongeren was weinig aandacht. Dat veranderde met het populaire programma Tijd voor Teenagers dat in 1955 van start ging. Maar jongeren bleven voor muziek dat hen aansprak toch vooral aangewezen op buitenlandse zenders. Vanaf 1960 luisterden ze veel naar de piratenzender Veronica die de hele dag popmuziek uitzond.
De radio was in de jaren vijftig vooral stichtend, informatief en gezellig. 

In materieel opzicht veranderde er behoorlijk wat in de jaren vijftig, maar de maatschappelijke opvattingen bleven grotendeels gelijk. De gedragsregels met betrekking tot moraal en fatsoen waren streng. De verzuilde samenleving stimuleerde deze opvattingen. Men was behoudend en puriteins. Een meerderheid vond dat echtscheidingen moeilijker gemaakt moeten worden, dat op godsdienstig gemengde huwelijken geen zegen rust en dat er vroeger harder gewerkt werd. Sigaretten rokende vrouwen, make-up en vrouwen in spijkerbroek werden afkeurend bekeken. Kinderen zongen spottend “Weet je wat de mode is, sigaretten roken, lippenstift ” en “Mijn moeder heeft een spijkerbroek, daar zit van alles in, poeder crème en lippenstift, daar smeert zij zich mee in”.
Geboortebeperking was nauwelijks bespreekbaar. In 1950 neemt de politie condooms in beslag en nog in 1962 wordt een kapper uit Bergen op Zoom veroordeeld voor het verkopen van condooms.

Een zaak als zondagsrust was in de jaren vijftig een zeer serieuze aangelegenheid. In de tweede Kamer werd in 1953 bij de behandeling van een nieuw wetsontwerp over de zondagsrust heftig gedebatteerd over de vraag of het luiden van kerkklokken op zondag niet in strijd was met de zondagsrust. Een parlementslid vroeg zich sarcastisch af of Abe Lenstra op zondag wel een doelpunt mocht maken, omdat dat gejuich zou oproepen wat in strijd was met de zondagsrust. Een serieuzer gevolg van het strikt vasthouden aan de zondagrust was de na de waternoodramp in 1953 de hulpverlening pas laat op gang kwam omdat de ramp op zondag plaats vond.


Een zaak als zondagsrust was in de jaren vijftig een zeer serieuze aangelegenheid. In de tweede Kamer werd in 1953 bij de behandeling van een nieuw wetsontwerp over de zondagsrust heftig gedebatteerd over de vraag of het luiden van kerkklokken op zondag niet in strijd was met de zondagsrust. Een parlementslid vroeg zich sarcastisch af of Abe Lenstra op zondag wel een doelpunt mocht maken, omdat dat gejuich zou oproepen wat in strijd was met de zondagsrust. Een serieuzer gevolg van het strikt vasthouden aan de zondagrust was de na de waternoodramp in 1953 de hulpverlening pas laat op gang kwam omdat de ramp op zondag plaats vond.
Maar de jongeren hadden andere ideeën. Men wilde meer vrijheid en een meer ontspannend leven. Ze rebelleerden tegen de saaiheid van het dagelijks bestaan. Men wilde iets nieuws.


De plusfour en de slipover hadden afgedaan. Er kwamen spijkerbroeken en de jongens liepen met vetkuiven of bebop haar en droegen houtje-touwtje jassen. De meisjes droegen petticoats en strakke truitjes. Dit tot grote ontzetting van de ouders. De populair wordende jazz en rock en roll werden gezien als moreel verwerpelijk en men vreesde normvervaging onder de jeugd. Jonge kinderen lazen Donald Duck en iets ouderen Dick Bos.
Men vreesde dat stripverhalen tot verderf zouden leiden. Ouderen luisterden hoofdschuddend naar Elvis Presley en andere rock & roll artiesten. Af en toe grepen de gezagsdragers drastisch in. De film Rock Around the Clock van Bill Haley werd op verschillende plaatsen verboden en zelfs een uitvoering van de brave Dutch Swing College Band werd verboden. Er begon een duidelijke kloof te ontstaan tussen de jongeren met een eigen cultuur en de ouderen in de samenleving. In de jaren zestig zou de jeugdcultuur nog sterker worden, maar tegelijkertijd veranderden in de tweede helft van de zestiger jaren ook de opvattingen van de ouderen. De televisie en de auto zouden daar een belangrijke bijdrage aan leveren.