Veenbranden



Eeuwenlang werden de hoogveengebieden in Noord Nederland getroffen door branden. Tot het eind van de negentiende eeuw werden deze veelal veroorzaakt door het boekweitbranden. Bij de turfwinning waren de branden vooral gevolg een van onvoorzichtigheid met vuurtjes, opzettelijke brandstichting en van vonken van baggermachines.
Deze rampen zijn uit het collectieve geheugen verdwenen. Alleen de uitdrukking "veenbrand" wordt nog regelmatig gebruikt.


Boekweitbranden
In de zeventiende eeuw werd begonnen met de verbouw van boekweit op de hoogveengebieden in Noord-Nederland.
Om het veen geschikt te maken als landbouwgrond, werden op gezette afstanden greppels gegraven om het veen te ontwateren. Was het veen droog dan werd de bovenste veenlaag met en hak in kluiten gehakt om snel in te drogen. Dit proces kon een paar jaar duren.
Waren de kluiten deels ingedroogd dan werd van de IJsheiligen tot de langste dag gestart met het branden. Met een vuurkorf werden brandende stukjes turf over het terrein gestrooid, waarbij het de bedoeling was alleen de buitenkant van de kluiten gingen smeulen, waardoor voedingstoffen vrijkwamen voor de boekweit. Was het vuur gedoofd dan werd de as geëgaliseerd en de boekweit in de as gezaaid.

Bloeiende boekweit
Dit branden ging gepaard met enorme rookontwikkelingen die voor grote overlast zorgde. Over de situatie in Drenthe werd in de 19e eeuw geschreven: "Onze ademhaling wordt belemmerd, onze gezichtswerktuigen worden geprikkeld, waardoor een natuurlijk vocht langs de wangen nederdaalt, onze reukorganen ontdekken een onaangenaam gevoel en dwingen ons tot niezen, we kunnen de dingen om ons heen maar ten halve onderscheiden, de zon staat als een vuurrode schijf aan de hemel, onze gang wordt trager, de lust tot wandelen verdwijnt, wij bevinden ons op…nee, rondom in ….veenrook!"
De overlast werd niet alleen veroorzaakt door de branden in Noord-Nederland, waar in 1880 ruim 8000 hectare werd gebrand, maar ook door het boekweitbranden in Noordwest Duitsland, waar bijna 85.000 hectare boekweit werd verbouwd.
Onder bepaalde omstandigheden werd heel Nederland getroffen door de veenrook. Soms strekte de rook zich uit tot het zuiden van Engeland en tot Wenen.
Naar huidige maatstaven zouden we spreken van milieurampen.

Het boekweit branden bracht altijd het gevaar met zich mee dat niet alleen de bovenste veenlaag smeulde, maar dat het veen zelf in brand raakte. Bij grote droogte en een sterke wind vloog het veen soms in brand, die zich dan zeer snel over een groot oppervlak verbreidde. Het veen brandde dan soms metersdiep en vlammen sloegen op onvoorspelbare plekken omhoog uit het veen.
In de negentiende eeuw deden zich twee grote veenbranden voor veroorzaakt door boekweitbranden.

Boekweitbranden
Het voorjaar van 1833 was warm en droog. Om twee uur 's middags op 11 juni trokken zware onweerbuien over Noord-Nederland, gevolgd door zware zuidwester stormen. De gloeiende veendeeltjes werden aangewakkerd tot vuur en in kort tijd stond op verschillende plaatsen het veen in brand. Turfhopen klaar voor de verkoop verteerden door het vuur. Twee miljoen turf ging verloren. Zevenhuizen in de gemeente Leek werd het zwaarst getroffen, vier mensen lieten het leven en het dorp werd bijna geheel verwoest. Het dorp zou later een kilometer verderop opnieuw worden opgebouwd.
In de regio's Oude en Nieuwe Pekela, Wedde en Stadskanaal ontstonden eveneens veenbranden. Een zestienjarige meisje uit Oude Pekela werd verkoold teruggevonden.

Ook in Drenthe en Overijssel brandde het veen. Er vielen geen slachtoffers, maar de materiële schade was groot.
De volgende dag vielen hevige regenbuien die de veenbranden grotendeels doofden.

Door een zware storm op 27 mei 1880 raakte bij het boekweitbranden het veen in Weerdingermond in brand. Al snel breidde de branden zich uit naar Emmer Compascuum en Roswinkelermarke. Binnen enkele uren waren negentig huizen verbrand, evenals  een nieuw gebouwde kerk en de pastorie. Honderden mensen raakten dakloos. Een vierjarig jongetje kwam bij de brand om. De schade bedroeg 150.000 gulden. Op 1 juni waren de branden onder controle.
In de laatste decennia van de negentiende eeuw nam het boekweitbranden sterk af. Door de grote landbouwcrisis van 1868-1895, waarbij goedkoop graan uit Amerika werd geïmporteerd, was de verbouw van boekweit niet meer rendabel.

De grote veenbrand van 1917