Veenbranden



De verkoolde resten van de familie Brands worden geborgen
Het weekend na de brand was het Pinksteren. De toeloop van ramptoeristen was zo groot dat alle aanvoerwegen naar het gebied verstopt raakten.
De grote veenbrand van 1917

In de Eerste Wereldoorlog beperkte Duitsland de uitvoer van steenkool. In Nederland nam daardoor de vraag naar turf als brandstof explosief toe. De inkomens van de verveners en de veenarbeiders stegen sterk. De kosten van levensonderhoud stegen eveneens, waardoor de inkomens van een groot deel van de arbeiders er reëel op achteruit gingen. Om hun eisen tot loonsverhoging kracht gingen de veenarbeiders in staking.
Tijdens de stakingen brak op maandag 21 mei 1917 een veenbrand uit in Valthermond. Wat precies de oorzaak was van de brand is nooit vastgesteld. Wellicht is de brand ontstaan door een vonk van een baggermachine of een door veronachtzaamd koffievuurtje. Ook op andere plaatsen zouden brandjes zijn ontstaan.
De brand breidde zich met grote snelheid uit naar de omliggende veenstreken. Binnen enkele uren brandde het veen in Weerdingermond, Emmer-Compascuum en Emmerafscheidenveen, een gebied van ruim twintig kilometer breed. Dikke wolken van eigele tot groenachtige blauwe rook dreven over de venen.

De mensen vluchten hun huizen uit voor de branden. Meubilair en beddengoed werden in schepen geladen en als dat niet mogelijk was, werden ze in het water gegooid om ze tegen het vuur te beschermen. Omdat veel houten bruggen over de wijken waren verbrand moesten sommigen door de kanalen zwemmen om zich in veiligheid te brengen. Een bejaard echtpaar weigerde hun huisje te verlaten. En helper haalde hen over te vertrekken, maar zij verloren contact met hem in de dikke rook en beiden kwamen om. De man die hen probeerde te helpen moest drie uur in het water van een kanaal staan voordat hij zich kon redden.
Zwaar getroffen werd een schippersfamilie uit Groningen. Vader, moeder en de jongste zes van hun twaalf  kinderen lagen met hun schip Jacoba Janna in een wijk in Valthermond. Het dek van het schip was al deels geladen met turf. Toen de brand naderde zocht het gezin beschutting in het ruim van het metalen schip in de veronderstelling dat het metaal hen zou beschermen tegen het vuur. Het turf op het dek raakte echter in brand. Door de hitte trokken de ijzeren luiken die toegang gaven tot het ruim krom waardoor het gezin opgesloten raakten. Alle acht mensen op het schip zijn levend gecremeerd.
Twee jonge kinderen kwamen om en hun moeder overleed twee weken later aan haar brandwonden. Twee andere mensen verbrandden en een vrouw verdronk in een wijk tijdens haar vlucht.
Tientallen mensen raakten  gewond doordat zij door de brandende turf en de hete as een veilig heenkomen moesten zoeken.

De hulp kwam snel op gang. Brandweerkorpsen uit te omgeving rukten uit. Uit Groningen, Delfzijl en Assen werden 500 militairen naar het gebied gezonden om te brand te bestrijden en verdere uitbreiding te voorkomen. Later volgden nog meer soldaten. Op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken vertrok de brandweer van Den Haag naar Zuid- Oost Drenthe om te assisteren bij het bluswerk. De Marechaussee die jaren daarvoor in Emmer Compascuum was gestationeerd om opstandige arbeiders in toom te houden, wist met succes verscheidene mensen uit de brandende venen te redden.

Vier dagen na het uitbreken van de brand bezochten Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik het gebied. Zij namen hulpgoederen mee voor de getroffen bevolking. De koningin sprak uitvoerig met de slachtoffers, zoals met een man die met zijn kinderen vluchtte voor de brand. Hij wilde nog iets uit zijn huisje meenemen en greep in paniek en paar stukken spek. Onderweg moest hij stoppen om in de in brand gevlogen kleren van zijn kinderen te doven. Hij legde het spek op de grond en toen hij het weer oppakte spoot gloeiend heet vet over zijn gezicht en handen, die ernstig verbrandden.

Landelijk was er veel belangstelling voor de brand. Een provinciaal steunfonds werd opgericht om de getroffenen te helpen.
Het duurde tot 8 juni voordat de vuren waren gedoofd. Het was vooral de regen die de branden bluste.
In totaal verloren 16 mensen het leven en honderden raakten gewond. Meer dan 500 mensen werden dakloos doordat 109 huizen in de vlammen opgingen. De huizen en inboedels van de bewoners waren vaak niet of te laag verzekerd. Vijf schepen verbranden en 60.000 kubieke meter veen ging verloren.

Brandstichting in de venen 1921